Marcus en Rome

MENU

"Uw mede-uitverkorenen in Babylon en mijn zoon Marcus groeten u". Zo eindigt de eerste brief van de apostel Petrus (1 Petrus 5:13). Petrus en Marcus kenden elkaar dus en er zijn duidelijke aanwijzingen dat Marcus het verhaal van Petrus heeft gehoord en daarna opgeschreven.

Het begin van deze afsluitende groet is ook veelzeggend. “Uw mede-uitverkorenen in Babylon” is een soort verkapte aanduiding van de gemeente in Rome.

Dit zou er op kunnen wijzen dat Marcus in Rome was toen Petrus daar ook was. En net zoals aan het begin van de 2e eeuw al aangenomen werd dat Marcus de “tolk van Petrus” is geweest, is ook gezegd dat Marcus zijn evangelie in Rome en aan Romeinse (of in ieder geval Italiaanse) christenen heeft geschreven.

Die mening komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Er zijn verschillende kleine taalkundige trekjes in het Marcus-evangelie die deze mening bevestigen. Helaas zien wij daar in onze Nederlandse vertalingen niets meer van terug (behalve bij #3), maar in het Grieks zijn ze er wel degelijk.

1
Marcus gebruikt opvallend veel leenwoorden uit het Latijn, zoals “legioen” (5:9 en 15), “denarie” (6:37), “belasting” (12:14) en “centurio” (15:39).
 
2

Twee keer geeft Marcus een verduidelijking van een woord dat kennelijk door mensen in Rome of Italië niet begrepen werd; de andere evangeliesten doen dat niet. Vergelijk maar:

Marcus 12:42

Er kwam ook een arme weduwe, die er twee muntjes in gooide (in de offerkist van de tempel), ter waarde van niet meer dan een quadrans.

Lucas 21:2

Hij zag ook dat een arme weduwe er twee muntjes in gooide.

   

Marcus 15:16

De soldaten leidden Hem het paleis (dat is het pretorium) in, en riepen de hele cohort bijeen.

Mattheüs 27:27

De soldaten (...) namen Jezus mee naar het pretorium en verzamelden de hele cohort om Hem heen.

3

Het meest interessant is de opmerking in hfdst.15:21 dat Simon van Cyrene (die gesommeerd werd de kruisbalk voor Jezus te dragen) de vader was van Alexander en Rufus. Die twee zoons moeten bij de lezers bekend geweest zijn, anders had het geen nut hun namen te noemen. In Romeinen 16:13 komen we de naam Rufus weer tegen; dat zal hoogstwaarschijnlijk dezelfde zijn geweest.

Vrij algemeen wordt dus aangenomen dat Marcus zijn evangelie schreef aan christenen in Rome, ergens tussen 64 en 70 na Chr. Dat was de tijd van of kort na de vreselijke christenvervolgingen onder keizer Nero.